Lange rode velours gordijnen waren de omlijsting van een enorm podium. In de nok hingen grote lampen. Allemaal gericht op dat ene kruisje van ducttape midden op de vloer. Er stond een standaard met een microfoon, verder niets. Zeker acht grote stappen voordat hij links of rechts in de coulissen kon verdwijnen. Hij presenteerde een evenement. En hij stotterde.
Hij pakte de microfoon en begon. Z’n veel te grote muts ver over z’n oren en voorhoofd. Hij keek naar zijn schoenen, sprak snel en hakkelde. Niemand leek zich eraan te storen, maar in z’n houding zag ik een moment paniek. En toen deed hij iets slims. Hij deed de microfoon terug in de standaard stapte naar voren. Hij sprak, luid en duidelijk. Zijn warme stem reikte tot achter in de zaal. Twee handen vrij om z’n verhaal te ondersteunen. Hij sprak harder, maar vooral langzamer. Hij keek iedereen aan en pakte ons stuk voor stuk in. Hij verlegde zijn aandacht van zijn eigen spreken naar zijn publiek.
Stoer.