Columns

Wel

Mijn dochter en ik zijn op jacht. We zoeken een vervolgopleiding en dat valt om de dooie donder niet mee. Het is te koud en we zijn te vroeg opgestaan. De trein brengt ons naar Eindhoven. Vanaf het station zoeken we met een toeristische omweg naar de school.

“Ik heb het koud”. “Ik vind dit saai en stom”. Ik stoot haar aan. “Hé, lekker ding, we zijn hier niet om te kijken wat er allemaal mis is. Kijk naar de dingen die je wél aanspreken.” Ik lijk ineens verdacht veel op mijn eigen moeder. Dochter moppert nog even voort over wat er niet deugt. Ik probeer het nog eens: “Begin een zin nou eens met … ik vind het wel….” Dit kan een hele lange dag worden.

Ze is stil en sjokt naast me. Dan begint ze een nieuwe zin. Ze neemt een aanloopje door even te zuchten: “Ik vind het wél….”. In haar pauze knik ik bemoedigend. “Ik vind het wél… een lelijk gebouw!” We geven elkaar een puberale duw en lopen lachend de school in. Het is een hele gezellige dag en we bezichtigen zelfs nog een tweede opleiding. In de trein terug blijkt dat we een hele waardevolle dag hebben gehad. Lachen doet wonderen.

De goudgele M

Hij is een jaar of negen en loopt met zijn vader richting de parkeerautomaat om af te rekenen. “Pap, zullen we zo naar de piep? (ik maak alleen reclame voor bedrijven die mij een glimlach bezorgen, maar hij doelt op het fastfoodrestaurant met de goudgele M). “Mama heeft macaroni uit de vriezer gehaald, dus geef me één goede reden”, zegt de vader terwijl hij muntjes in het apparaat laat glijden.

De jongen is even stil. De kans is groot dat hij zo aan een opgewarmd prakkie zit. Hij kiest zijn toon. Hij gaat klinken alsof het hem niets kan schelen en hij kiest zijn argument. Nee, niet zeuren, dat werkt nooit. Hij verplaatst zich in de beslisser met de portemonnee en autosleutels. “Jij haat macaroni’, zegt hij zonder op te kijken en hij sjokt vast richting de auto. Z’n vader is trots. Ik zie het aan zijn rug. Ijzersterk argument! Geen speld tussen te krijgen.

Als ik mijn fiets van het slot heb gehaald zie ik ze linksaf slaan. Aan het einde van die straat staat de grote M langs de weg. Of zal z’n vader toch…? Ik denk het eerste.

Eerlijke vinder

Sommige woorden lijken onlosmakelijk aan elkaar vast te zitten. Een knaap is vaak een olijke knaap. Toch? Zo lijkt een vinder per definitie eerlijk te zijn. Je hoort nooit iemand over een oneerlijke vinder of simpelweg een vinder. Maar een vinder kan natuurlijk ook oneerlijk zijn. Als een vinder een portemonnee vindt (dat lijkt me één van de favoriete objecten om te vinden, toch?) dat kan zo’n vinder daar best eerste even twintig euro uithalen voordat hij ‘m terugbrengt bij de eigenaar. Typisch gevalletje oneerlijke vinder, toch?

Zo zijn er nog twee woorden die steeds meer aan elkaar vastgeplakt zitten. Vooral zo tegen het einde van het jaar hebben we het ineens over ‘eenzame ouderen’. En die bestaan, eenzame ouderen. Zeker. Maar let op: er zijn ook ouderen die zich helemaal niet eenzaam voelen. Die al dan niet een rijke schare mensen om zich heen hebben, een vreugdevolle agenda hebben, voelen dat ze ertoe doen. En let op: er zijn ook jongeren die zich wél eenzaam voelen. Die met iedere swipe naar links of rechts de alenigheid voelen groeien. En daar helpt helaas geen kerstkaartje aan. Die hebben, net als iedereen die eenzaam is, een eerlijke vinder nodig, iemand die ziet dat ze ertoe doen.

Luistercoupé

De trein rijdt net voor mijn neus weg. Ik heb hem niet gemist, want ik was zonder reisschema naar het station gelopen. Maar ik heb wel een half uurtje te doden. Ik sjok wat rond, kijk hier en daar en besluit meerdere keren mijn portemonnee toch maar dicht te laten. Het is koud en winderig en ik duik wat dieper in mijn zakken en sjaal.

Tegenover de piano zie ik een raar klein gebouwtje staan. Ik heb het nooit eerder gezien, het staat verscholen achter de lift. Luistercoupé staat erop. Bij gebrek aan andere zitplaatsen (en omdat ik enthousiast supporter van luisteren ben) neem ik in het ding plaats. Ik verwacht muziek of een verhaal te horen. Het heet toch niet voor niets luistercoupé? Maar het blijft stil. Zou het stuk zijn? Ik blijf nog even zitten. Hé wacht eens even… het blijft helemaal niet stil! Ik hoor het ritmisch rollen van een koffer op de maat van de stoeptegels. Kadak, kadak, kadak. Een gesmoord ‘shit’ van iemand die een knarsende piepende trein heeft gemist. Er klinkt een gilletje als een meisje haar pasfoto’s uit het gleufje van de pasfoto-automaat vist. Ze klinkt niet blij met het resultaat. Kinderhandjes proberen de eerste tonen van een mars uit te vlooien op de piano naast mij. Ik doe mijn ogen even dicht en hoor een duif landen en de bussen verder weg. De luistercoupé is niet stuk! Dit hoort zo. Het is kunst! Waardoor we ons weer verbinden met de directe wereld om ons heen. Het nodigt uit tot ontmoeting en dialoog. Ik weet het zeker! De kunstenaar heeft er een diepere bedoeling mee en ik begrijp het! Opgetogen huppel ik na een kwartiertje luistergeluk naar de trein.

In de trein googel ik de luistercoupé op zoek naar mooie luister-ervaringen. Daar heb ik nu spijt van. Als iemand de stekker in het stopcontact had gedaan…..

Dirigent

Je hebt zo’n programma waar hotemetoten leren dirigeren. Er valt steeds een landgenoot af tot het summum der dirigerende BN’ers overblijft. Ik kijk het wel eens omdat het zo leuk is dat je een dirigent van de voorkant z’n werk ziet doen.

Deze week bezocht ik een kerstconcert. Alle lof voor het Nijmeegs studentenorkest, het was prachtig. Maar oh, wat miste ik de voorkant van de dirigent. Ik zag niet hoe een klein fronsend wenkbrauwspiertje een complete blazerssectie in beweging kan zetten. Hoe getuite lippen de harp zachtjes laten kabbelen. Hoe ogen iets groter worden vlak voordat de violen inzetten. Ik moest het doen met de rug van de dirigent.

Even was ik teleurgesteld, maar al gauw zag ik dat z’n achterkant minstens net zoveel vertelde als zijn voorkant. Spieren in de nek, ingehouden adem, naar voren en weer terug, klein en groot. Het hoofd een beetje scheef richting de cellisten. Het was prachtig om te zien. En toen de laatste noten waren gestorven hield hij nog even zijn adem in, hij knikte licht. Ja, hij dirigeerde met zijn schouders het applaus. Pas toen hij ontspande wisten we collectief dat wij mochten klappen. Hogere muzikale communicatie.

Microfoon

Lange rode velours gordijnen waren de omlijsting van een enorm podium. In de nok hingen grote lampen. Allemaal gericht op dat ene kruisje van ducttape midden op de vloer. Er stond een standaard met een microfoon, verder niets. Zeker acht grote stappen voordat hij links of rechts in de coulissen kon verdwijnen. Hij presenteerde een evenement. En hij stotterde.

Hij pakte de microfoon en begon. Z’n veel te grote muts ver over z’n oren en voorhoofd. Hij keek naar zijn schoenen, sprak snel en hakkelde. Niemand leek zich eraan te storen, maar in z’n houding zag ik een moment paniek. En toen deed hij iets slims. Hij deed de microfoon terug in de standaard stapte naar voren. Hij sprak, luid en duidelijk. Zijn warme stem reikte tot achter in de zaal. Twee handen vrij om z’n verhaal te ondersteunen. Hij sprak harder, maar vooral langzamer. Hij keek iedereen aan en pakte ons stuk voor stuk in. Hij verlegde zijn aandacht van zijn eigen spreken naar zijn publiek.

Stoer.

Ver van huis

Dementie neemt dag voor dag meer bezit van haar. Maar ze is er nog. Dwars door de hiaten heen vertelt ze me verhalen over vroeger. En samen knopen we de flarden aan elkaar. Ze vertelt, maar vraagt weinig meer.

Ze kijkt naar de badge op mijn borst en probeert mijn naam te zien. Ik ga zo zitten dat ze hem goed kan lezen, maar zeg er niets over. “Karen, woon jij ver van huis?” vraagt ze ineens. “Nee, ik woon vlakbij, daarachter. Tien minuten op de fiets.” Ik wijs richting de bomen waarachter ons huis staat. “Ik woon daar” zegt ze en wijst richting haar kamer. Even verbaas ik me over haar richtinggevoel. Maar ze wijst natuurlijk helemaal niet naar haar kamer. Verderop staat het huis waar zij ooit woonde met haar man. Bij het water waar ze de hond heeft uitgelaten. Waar ze in de tuin heeft gezeten en besjes heeft geplukt. Daar woont haar hoofd nog steeds.

Schelden

Uitgescholden worden, kent u die ervaring? Ik kon het me niet heugen, maar deze week was het zover. Het was gewoon op straat. En nee, het was geen jonge opgeschoten jongen die mij even zijn waarheid wilde toeschreeuwen. Het was een mevrouw op leeftijd en schattige pantoffeltjes. Meestal maakt mijn hart een klein sprongetje bij een spannende communicatie-ervaring (want mooie aanleiding voor een column). Nu ging mijn hart wel in de versnelling, maar voelde ik niets springen. De vrouw schreeuwde tot er buren onder de vitrages naar buiten gluurden. Piep. (de scheldwoorden heb ik even vervangen door -piep-, net als op tv) Of ik nou helemaal van de pot gepiept was? Ik schrok me rot.

De mevrouw had wel een punt. Ik had in haar ogen een regelrechte misdaad begaan. Ik beken onmiddellijk schuld; ik had een vuilniszak op de verkeerde tijd op de verkeerde plek gezet. En dat mag niet. Ik liep naar haar toe en vertelde wat de reden van deze grove overtreding was. Ze liet me uitpraten en brieste toen: “Niks mee te maken, pak je zak en … piep piep piep”. Ik deed nog een poging, maar deed wat ze zei.

Thuis bibberde ik nog even na terwijl ik haar in de verte volgens mij nog hoorde piepen. Pas twee dagen later voelde ik iets springen in mijn borstkas.

Judo

Ik heb een man gekend die communicatief iets heel handigs deed. Als je met hem sprak bevestigde hij wat je zei. Tuurlijk, dat vind ik ook! Om het vervolgens te ontkrachten. Het leek wel judo. Wel eens gejudood? Dan beweeg je mee met je judomaatje om uiteindelijk diens beweging om te draaien in jouw voordeel. Voorbeeldje? Laten we de man Harry noemen, dat vind ik een mooie neutrale naam voor een judokus.

Karen: Ik ben niet zo’n liefhebber van kermissen.

Harry: Je hebt helemaal gelijk, Karen. Kermissen zijn ook verschrikkelijk, totdat je die in Tilburg hebt gezien. Je weet niet wat je meemaakt.

En voordat je het weet heeft Harry je ingepakt en zit je met een suikerspin in een botsauto in het Zuiden des Lands. Dat bevestigen van Harry was een heel effectief trucje. Want ook ik vind het heerlijk om bevestigd te worden. Maar Harry en ik zijn nooit vrienden geworden. Harry echt leren kennen was namelijk nog niet zo eenvoudig. Wat hij echt dacht, vond, wilde… ik ben er nooit achter gekomen. Geen idee wie Harry was.

Sju

Als het einde van een drukke week en een drukke dag samenvallen, dan knoei ik nog wel eens met de taal.

Vrijdagavond schuilden dochter en ik voor een fikse bui. Het hondenweer viel met spreekwoordelijke pijpenstelen met bakken uit de lucht. We overlegden over de kortste route naar het pannenkoekenhuis en dochter trok alvast haar capuchon over haar hoofd. Goed idee. Ik grabbelde wat bovenaan mijn rug, maar moest concluderen dat ik de verkeerde jas aan had. Sip zei ik: “Ik heb geen parachute”. Daar konden we om lachen.

Bij de pannenkoek dacht ik er even aan terug. Een parachute en een capuchon zitten in mijn brein in hetzelfde taal-laatje. Ze hebben ook nogal wat overeenkomsten. Drielettergrepig, met allebei zo’n sju-klank die je niet zoveel hoort in het Nederlands. Maar ook qua betekenis passen ze in hetzelfde laatje. Ze hebben allebei een beschermende functie. De ene tegen de regen, de ander tegen te pletter. Als je een beetje je best zou doen kun je in de vorm van een parachute zelfs een hele grote capuchon zien, toch? Als ik woorden verkeerd gebruik zijn het vaak woorden die bij elkaar in hetzelfde laatje in mijn brein zitten. Ik zal niet gauw zeggen dat ik geen tekenpapier, paardenbloem of chocoladetaartje heb als ik mijn capuchon mis.

Paraplu zit ook bij parachute in het laatje. Logisch. Moet ik, de volgende keer, alvast thuis bedenken.