Ver van huis

Dementie neemt dag voor dag meer bezit van haar. Maar ze is er nog. Dwars door de hiaten heen vertelt ze me verhalen over vroeger. En samen knopen we de flarden aan elkaar. Ze vertelt, maar vraagt weinig meer.

Ze kijkt naar de badge op mijn borst en probeert mijn naam te zien. Ik ga zo zitten dat ze hem goed kan lezen, maar zeg er niets over. “Karen, woon jij ver van huis?” vraagt ze ineens. “Nee, ik woon vlakbij, daarachter. Tien minuten op de fiets.” Ik wijs richting de bomen waarachter ons huis staat. “Ik woon daar” zegt ze en wijst richting haar kamer. Even verbaas ik me over haar richtinggevoel. Maar ze wijst natuurlijk helemaal niet naar haar kamer. Verderop staat het huis waar zij ooit woonde met haar man. Bij het water waar ze de hond heeft uitgelaten. Waar ze in de tuin heeft gezeten en besjes heeft geplukt. Daar woont haar hoofd nog steeds.