Oorbellen

Het was de zaterdagochtend. Dat weet ik nog precies omdat ik op die eerste dag leerde dat de derde douche een mager lauw pisstraaltje geeft. In het tweede hokje friste een moeder haar kind op. “Mama, waarom doe je nooit die oorbellen aan die je van mij hebt gekregen? Vind je ze niet mooi?” De moeder verzekerde haar kind dat het haar lievelingsoorbellen waren, maar hij (of zij, kinderen van een jaar of vijf klinken nog zo heerlijk onzijdig) gaf niet op. “Heb je ze wel eens aangedaan naar je werk?” “Jaaaa, natuurlijk,” verzekerde ze haar kind. Hij ging nog even door: “Als jij ze nooit aandoet, denk ik dat je ze niet mooi vindt”. Daar had het kind een puntje, vond ik. “Dat is niet lief van jou dat ik dat nu denk”, klonk het nu beschuldigend. De moeder mompelde nog wat over zuinig op zijn en na de vakantie en wilde via meertje, zwemmen en marshmallows naar een nieuw gespreksonderwerp. “Wat zeiden ze dan op je werk, over de oorbellen” ging het drammertje verder. En toen klonk er een gil. “Niet bij de sensor afdrogen!!!” De douche was weer aangesprongen en had hun handdoek doorweekt. Ze lachten er samen om.

Ik was zo benieuwd wat de collega’s van de oorbellen hadden gevonden, maar kreeg geen antwoord meer. Ik was hen dankbaar voor de wijze les: niet bij de sensor afdrogen. In de dagen daarna leerde ik nog dat je een shampoofles goed moet dichtdoen en dat je schoon ondergoed moet meenemen. Het werd volkomen onbelangrijk op welke dag dat was.