Om hulp vragen lijkt best makkelijk.
Stap 1: Je bedenkt waar je hulp bij nodig hebt (er moet een hypothetisch kastje opgehangen worden en je hebt daar een paar extra handen bij nodig).
Stap 2: Je zoekt iemand die de hulp kan bieden (een toevallig inwonende puber met vakantie).
Stap 3: Je vraagt wat je nodig hebt (“Kan jij mij even helpen met dat kastje?”). Het fijne aan hulp vragen is dat vrijwel iedereen bereid is een hand toe te steken. Zelfs tijdens de vakantie!
Hulp vragen met hersenletsel is toch andere koek. Dat ben ik nog steeds aan het leren. Het gaat eigenlijk al mis bij stap 1. Bedenken waar je hulp bij nodig hebt. Stel je voor dat ik aan het koken ben. Het is warm, ik snap de nieuwe inductiekookplaat niet en heb een te complex gerecht gekozen. Ik ga dan zuchten, foeteren en grommen, maar bedenk zelden dat ik hulp kan gebruiken. Op goede dagen bedenk ik het soms wel: “Kan iemand mij even helpen?” Ik kan echter niet bedenken wát ik zou willen dat de ander overneemt. Als de helpende aan mij zegt: “Zeg maar wat ik kan doen”, dan kom ik werkelijk nergens op. Dat ik de situatie niet kan overzien is te herkennen aan meer gegrom. Maar als de helpende vraagt: “Zal ik de salades maken en de tafel vast dekken”, dan klinkt er nog enkel een zucht van verlichting. En dan komen we vanzelf bij…
Stap 4: Bedanken voor de hulp. (Super bedankt voor de salades, de tafel of het hypothetische kastje en dat jij de hulpvraag hebt verwoord!)