Het escaleert uit de hand

Ik ben in het ziekenhuis. Niet voor mezelf, ik mag op bezoek. Ik ben te vroeg, dus ga even op een bankje bij de draaideur zitten. Het is er druk. Tegenover mij komt een man zitten met een telefoon aan zijn oor. Hij lijkt op weg naar een voetbalwedstrijd, gezien zijn t shirt en sjaaltje. Hij gaat de wedstrijd missen. Vandaag blijft hij in het ziekenhuis. Hij klinkt afwisselend boos, wanhopig en moedeloos. Hij praat hard: “Meid, ’t is vreselijk, nou heb ze d’r ook nog een ontsteking bij, het escaleert uit de hand.” De situatie klinkt ernstig, maar toch glimlach ik onzichtbaar om zijn laatste opmerking. Hij wijdt zonder gêne uit over de kommer en kwel van de vrouw die hij terzijde zal staan.

Ineens komt er een klein jongetje op ons af. “Jongens, kijk”, roept hij tegen ons allemaal en niemand in het bijzonder. We kijken allemaal. “Ik heb een ballon”. Achter hem danst helium aan een touwtje in de vorm van een blauwe trein. Het mannetje springt en danst, de locomotief volgt. De man met de telefoon tegenover mij lacht. Hardop, keihard. Wauw, hij kan het! De mooie dingen zien, terwijl tegelijkertijd alles in het honderd vliegt.