Mart

Soms hoor je ‘m maanden niet, maar in Tourtijden duikt hij altijd weer op. Ik heb niet zoveel met sport, al moet ik bekennen dat ik deze zomer vier uitroepen én twee samengeknepen billen bij mezelf heb opgemerkt tijdens de voetbalfinale in Frankrijk.

Le Tour volg ik nauwelijks (het is voornamelijk een hoop gefiets), maar ik luister wél naar Mart Smeets. Nu is Mart’s moment. Ik weet werkelijk niet of ik de beste man aardig vind, maar ik hoor hem graag. Ik luister niet naar wát hij zegt maar hoe. Vooral als hij even de tijd krijgt, als hij een anekdote uit het wielerverleden kan vertellen. Hij pakt pauzes, bouwt zijn verhaal van de eerste rit, via een col van de buitencategorie, naar de tweede etappe. Hij stelt zichzelf vragen en beantwoordt ze met het zelfvertrouwen waar Ivo Niehe nog een puntje aan kan zuigen. Mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik retorisch zeggen. Hij plaatst de ronde in een breed kader van de wereldgeschiedenis en plakt al zijn kennis van blessures en Belgische grootheden tot in detail moeiteloos aan elkaar. Hij herhaalt, benadrukt, metaforeert en finisht ‘op enig moment’ in een overtreffende climax. Ik ken niemand die dat zo doet. De wielerinhoud ontgaat me, maar ik geniet van de kunst van het oreren. Luister maar eens naar de Kopgroep (een wielerpodcast). Mart zou waarschijnlijk zelf het liefst afsluiten met: “Geweldig, magistraal, hij… (lekker lange pauze) Mart Smeets… hij (toontje lager) hij maakt het waar”.

Werk

Gisteren vroeg iemand mij: Waarom heb je het opgeschreven? Ze doelde op mijn ervaringen met weer leren communiceren. Tja, moeilijke vraag. Ik weet eigenlijk niet hoe ik begonnen ben. Er was geen plan. Het hoefde van mij geen boek te worden, maar het moest wel opgeschreven worden. Om het allemaal te verwerken? Tja, misschien was het dat wel. Misschien meer dan ik wil toegeven. Maar… dat gold voor de eerste versie én de tweede en derde. Bij de definitieve versie (2264, geloof ik) was ik daar wel klaar mee. Toch?

Hoe verwerk je iets? Wegstoppen, begraven of verdringen schijnt te kunnen, maar ik weet niet hoe. Als iets mij zwaar valt plopt het vanzelf op. Keer op keer tot ik het ga afpellen, uitpersen, snappen. Ik ken dat plekje niet, waar ik onverwerkte gebeurtenissen een tijdje kan parkeren. Alweer ligt het antwoord voor mij besloten in de vraag. Ver-werken. Ik moet ermee aan het werk. Erover praten, denken, schilderen, zingen of desnoods schrijven. Ik hoorde dat er mensen zijn die iets moeilijks verwerken door een tatoeage te nemen.

Hoe weet je of je iets verwerkt hebt? Tja, dat weet je niet, denk ik. Misschien komt er een dag dat ik versie 2265 moet schrijven, of 2266 sta te zingen. Als ik ineens een tatootje heb ben ik waarschijnlijk begonnen met versie 2267.

Loslaten

“Ik wilde zo graag naar mijn zus. Ze woont in Noord Holland weet je, met haar man. Het is zo’n lieverd, leuke man ook. Dus ik had vervoer willen aanvragen, maar het is zomer. Dus dan hebben ze geen mensen genoeg in verband met de vakantie. Eerst was ik verdrietig, maar ik ga het uitstellen tot de herfst. Ik heb mezelf toegesproken: Meid, zei ik, niet zeuren. Wees blij met wat je hebt en laat gaan wat niet lukt. Het doet me geen goed om daar verdrietig over te blijven. Loslaten noemen ze dat nu, niet klagen noemde mijn moeder dat vroeger. Daar heb ik toch 92 jaar over moeten doen, om dat te leren, dat loslaten.”

Even later komt ze terug met nieuws. Stralend. “Ik kan meerijden met iemand! Het werkt, dat loslaten!”

Klimaat

Annabella Meijer (van Kanai, zij heeft die prachtige illustraties voor mijn boek gemaakt) zegt het zo goed: “Dit klimaatakkoord is als een obesitaspatiënt die wil afvallen, maar dan wel zonder dat vervelende gedieet en gesport. Het moet wel leuk blijven.” Ik ben het volmondig met haar eens. Ja maar, deze website gaat toch over leren communiceren met een spraakgebrek enzo, je bent toch geen klimaatdrammer!? Ja, nee inderdaad… even geduld… daar kom ik zo op.

We lijden aan leuk. Allés moet leuk zijn of fijn (op z’n minst prettig) en het mag bij voorkeur niets kosten (geen geld, geen inspanning, geen moeite). Het moet goed geregeld, gebruiksvriendelijk en aangenaam zijn. Is het niet leuk, dan haken we af. Er heerst een misverstand dat we ‘als het maar leuk genoeg is’ gemotiveerd zullen zijn om iets te doen. Ik geloof er niet in. Iets belangrijks doet soms pijn, kost moeite en frustreert. Grenzen verleggen is moeilijk. Toen ik weer leerde communiceren (zie je, ik zei toch!) was dat heel vaak helemaal niet leuk, maar wél… nuttig!

Ik geloof niet meer in leuk, ik geloof in nut. De verwachting dat iets leuk moet zijn kan je enorm in de weg zitten. Als je op je klompen aanvoelt dat iets goed is, nut heeft, belangrijk is… dan hoeft het niet perse leuk te zijn. Dan kun je voldoening en motivatie halen uit de nuttigheid. Het maakt niet uit of het gaat om revalideren of om klimaatbeleid. Kort douchen of je bolide aan de wilgen hangen is misschien niet leuk. Een telefoongesprek voeren met een spraakgebrek ook niet perse.

Juf

De zomervakantie nadert. Deze week neemt de juf afscheid. Deze keer geen badschuim of chocolade, juf krijgt een brief. Een echte brief. Eerst schrijft ze een paar steekwoorden op een kladje. Juf is lief, aardig, mooi en snel boos. Snel boos?

“Ja, als de kinderen hun rekenwerk niet af hebben, dan mogen ze soms niet buitenspelen. Maar eigenlijk moet ze alleen de kinderen die hebben zitten klieren binnenhouden. Kinderen die wel hard werken, maar hun werk dan toch niet af hebben, moeten wel naar buiten. Toch?” Tja, daar kan ik weinig tegenin brengen.

Deze kwestie komt in de afscheidsbrief. Ze ploetert, schrijft en schrapt. Want hoe verpak je nou kritiek? “Mam, het moet met respect.” Eerst maakt ze er een tip van. Daar gaat weer een streep doorheen. “Zal ik het maar gewoon weglaten?” Er worden nog twee proppen naast de prullenbak gemikt, maar dan heeft ze het. Ze schrijft een stukje over mooi en lief, hoopt dat de juf op de volgende school niet meer zo snel boos hoeft te worden en sluit liefdevol af. Eerlijk zijn is ook respectvol als je de goede woorden gebruikt. Zo vlak voor de vakantie nog iets heel belangrijks geleerd.

ZO

De eerste paar jaar dat ik dysartrie had was ik super gefocust op mijn articulatie. Ik nam mij keer op keer voor zo duidelijk mogelijk te spreken. “Zullen (bij de ellen de tongpunt net achter de tanden!) we broodjes (erretje laten rollen en hele woord afmaken, want anders hebben we broodjes te weinig) halen?” (alweer een el!) Topsport, kan ik je zeggen. Het resultaat was dat ik al best snel weer verstaanbaar sprak. Werden mijn gesprekken er beter van? Nope. Vanaf het moment dat ik verstaanbaar was had ik moeten stoppen met de focus op mezelf.

Ik weet niet of je wel eens een gesprek voert met iemand die alleen maar met zichzelf bezig is? En, beviel het? Er zijn wereldleiders die er heel goed in zijn, alléén maar zenden! Ik ben er van overtuigd dat het oefenen van je articulatie zinvol kan zijn. Maar voor het voeren van gesprekken… zorg dat je niet alleen bezig bent met je rol als zender. Gesprekken verbeteren enorm als je ook een oprechte ontvanger bent. Aandacht geven, luisteren, kijken, (na)vragen en proberen te begrijpen. Zender en ontvanger moeten enigszins in balans zijn. Doe er je voordeel mee, wereldleiders!

Hulp – de handleiding

Om hulp vragen lijkt best makkelijk.

Stap 1: Je bedenkt waar je hulp bij nodig hebt (er moet een hypothetisch kastje opgehangen worden en je hebt daar een paar extra handen bij nodig).

Stap 2: Je zoekt iemand die de hulp kan bieden (een toevallig inwonende puber met vakantie).

Stap 3: Je vraagt wat je nodig hebt (“Kan jij mij even helpen met dat kastje?”). Het fijne aan hulp vragen is dat vrijwel iedereen bereid is een hand toe te steken. Zelfs tijdens de vakantie!

Hulp vragen met hersenletsel is toch andere koek. Dat ben ik nog steeds aan het leren. Het gaat eigenlijk al mis bij stap 1. Bedenken waar je hulp bij nodig hebt. Stel je voor dat ik aan het koken ben. Het is warm, ik snap de nieuwe inductiekookplaat niet en heb een te complex gerecht gekozen. Ik ga dan zuchten, foeteren en grommen, maar bedenk zelden dat ik hulp kan gebruiken. Op goede dagen bedenk ik het soms wel: “Kan iemand mij even helpen?” Ik kan echter niet bedenken wát ik zou willen dat de ander overneemt. Als de helpende aan mij zegt: “Zeg maar wat ik kan doen”, dan kom ik werkelijk nergens op. Dat ik de situatie niet kan overzien is te herkennen aan meer gegrom. Maar als de helpende vraagt: “Zal ik de salades maken en de tafel vast dekken”, dan klinkt er nog enkel een zucht van verlichting. En dan komen we vanzelf bij…

Stap 4: Bedanken voor de hulp. (Super bedankt voor de salades, de tafel of het hypothetische kastje en dat jij de hulpvraag hebt verwoord!)

Zeggen wat je denkt

Er worden spraakcomputers ontwikkeld die de taal rechtstreeks uit je hersenpan gaan halen. Elektroden in de hersenen herkennen zogenaamd vurende hersencellen. Die signaaltjes worden vervolgens omgezet in de woorden en zinnen die je wil uitspreken. Het apparaat spuwt je gedachten zo hup de wereld in. Ik kan me zo voorstellen dat Stephan Hawking het ding maar wat graag had willen uitproberen. Onderzoekers verwachten uiteindelijk een spraaksignaal te kunnen genereren dat niet meer machinaal klinkt, maar met menselijke intonatie waar misschien emoties in kunnen doorklinken. Er staat een uitgebreid artikel over in de wetenschapsbijlage in de Volkskrant van 29 juni 2019.

Ik fantaseer nog even voort… Stel nou dat je in een vroeg stadium, van bijvoorbeeld Parkinson of ALS, goede opnames maakt van de stem, de spraak en de taal van een persoon. Je legt álles tot achter de komma vast. Zou je dan met zo’n spraakcomputer ook weer het eigen originele geluid kunnen reproduceren als dat fysiek niet meer gaat? Ik verzin er nog wat bij… Zouden we zo’n spraakcomputer dan ooit zo klein kunnen maken dat ie, bij wijze van spreken, geïmplanteerd zou kunnen worden in de mond?

Oké, ik draaf een beetje door. Maar zal ik toch vast opnames maken, nu ik nog klink als mezelf? De toekomst heeft ons vaker verrast, toch?

U

Ik zeg bijna nooit meer ‘U’. Vroeger wel. Mijn opa was een U. De melkboer en de dokter waren U en ik geloof dat mijn juf Cuni zelfs een U was. Dat was beleefd, netjes en respectvol. Maar ‘U’ schept ook afstand. Als ik met ‘U’ word aangesproken dan klinkt dat minder direct, dan gaat het over een mevrouw die ik dan toevallig ben. Als ik met ‘Je’ word aangesproken gaat het over mij. Als persoon.

Ik spreek tegenwoordig bijna iedereen met ‘Je’ aan. Jong, oud, de agent en zelfs de dokter. Ik wil geen afstand. Ik wil dichtbij. Ik voel me geen U, ik ben een Je. Als jij dan ook een Je bent, dan kunnen we elkaar beter begrijpen. Dan zijn we gelijkwaardiger.

Op een dag ben ik doktoren gaan tutoyeren. Dat was de dag dat de dokter en ik elkaar niet begrepen. Als vanzelf verving ik U door Je. In het gesprek zat zoveel ruis en ongelijkwaardigheid dat ik U moeiteloos verving. Het was in mijn grootste belang dat de dokter en ik elkaar begrepen en dus moest ik de afstand zo klein mogelijk te maken. En dat bevalt me nog altijd prima.

Maar die Engelstaligen hebben dat toch maar mooi geregeld met hun ‘You’.

Discussie over de dialoog

In Nederland houden we van discussiëren en debatteren. We hebben een debatcentrum, een debatinstituut en debatwedstrijden. Debatteren en discussiëren zijn niet hetzelfde. In een discussie probeer je een ander te overtuigen van jouw mening of gelijk. Je bent volledig vrij hoe je die ander wilt overtuigen. Een debat gaat meestal uit van een sterk geformuleerde stelling. Voor- en tegenstanders trachten elkaar te overtuigen volgens vooraf gestelde spelregels. Er is een derde partij bij (Khadija Arib of een andere spelleider). Maar of het nou een discussie of een debat is… het gaat om winnen of verliezen.

Nee, dan een dialoog! Daar hoor je nooit iemand over. Maar ik ben fan! Een dialoog is een gesprek tussen minimaal twee personen, waarbij je vrij van gedachten kunt wisselen. Dat kan tot nieuwe inzichten leiden. -Kenmerkend is dat er betekenissen ontstaan die zonder dialoog niet tot stand hadden kunnen komen. Écht luisteren ligt aan de basis hiervan- zegt Google.

Dus met een dialoog leer je samen iets nieuws! Doe mij maar de dialoog! Ik begrijp werkelijk niet waarom er niet in iedere plaats een dialoogcentrum en dialooginstituut zit. Google kan nota bene alléén Theater de Dialoog in Ermelo vinden! Dat er geen dialoogwedstrijden zijn is natuurlijk zo klaar als een klontje. Het gaat niet om winnen of verliezen. Misschien wordt deze gedachtewisseling wél populair al we er een werkwoordsvorm bij verzinnen. Ik dialogeer, jij dialogeert, wij hebben verschrikkelijk gezellig zitten te dialogeren in het buurtcafé.