50 jaar

Deze week zijn ze vijftig jaar getrouwd. En zoals dat in onze familie gebruikelijk is, vieren we dat met lekker eten, muziek en een praatje.

En dus maakten we een lied. Nee, we maakten drie liedjes. Eén van de drie moest beurtelings gezongen worden door mij en mijn zus. Zinnetje van mij, zinnetje van haar, weer eentje van mij… je snapt het principe. Nou is het zingen ten overstaan van publiek een dingetje als je een spraakgebrek hebt, moeizaam toon kunt houden en een tikkie timing mist. Bij een lied zijn de juiste toon én het goede moment nog belangrijker dan tijdens spreken, natuurlijk.

Ik overwoog om te playbacken. Ik overwoog even om een keelontsteking te faken. Ik overwoog om het nummer te herschrijven. En ik besloot toch te zingen. Alle toehoorders op het feestje kennen me en houden (in meer of mindere mate, ha ha) van me. Toch moest ik wel even moed verzamelen. “Het hoeft niet perfect te zijn om goed genoeg te zijn”, sprak ik mijzelf toe. We deelden ondertitels op papier uit. Ik haalde adem en zette in. Net te laag en te laat, maar goed genoeg. En toen ging het mis. Mijn zus, die zowaar nog geen moment had overwogen om te playbacken of haar stem onverklaarbaar zoek te raken, zette niet in. Er kwam niks. De piano en gitaar speelden door en ik porde haar in haar zij om haar op gang te krijgen. En toen wist ze het weer. En dus begon ik nog een keer mijn eigen eerste zin. Iets beter van toon en timing dan de eerste keer. Zij zette ook in en we zongen het lied uitgelaten uit. Zij voelde geen drempel en struikelde, ik zag mezelf al de hele dag struikelen en stapte over de drempel.

Om één of andere reden klinkt een moraal van een verhaal altijd beter in een onverstaanbaar dialect, dus hier komt de moraal van dit verhaal: As ge nie wit wa kom, dan het vooruut janken gene zin.