De eerste vraag

Ik heb een sollicitatiegesprek gevoerd. Hét gesprek der gesprekken. Voor het eerst voor het echie. Twee gesprekken waren het eigenlijk, met een ruime delegatie. De eerste vraag was er eentje om er een beetje in te komen. Dat kwam goed uit want daarmee kon ik de opgebouwde spanning zo langs de tafelpoot het tapijt in laten glijden.

“Hoe heb je je voorbereid op dit gesprek?” vroeg de vrouw aan mijn rechterkant. Ik stamelde iets over lezen, praten met mensen en filmpjes op Youtube. Dat was allemaal waar. Maar, als ik heel eerlijk ben, heb ik natuurlijk óók zitten googelen hoe je in vredesnaam een sollicitatiegesprek voert. Mijn laatste dateert tenslotte uit mijn vorig leven. Ik heb karaktereigenschappen zitten bedenken. En waarom ik geschikt zou zijn voor de functie, wat is mijn toegevoegde waarde. Mijn kleren heb ik zorgvuldig gekozen. Ik heb de knoflooksaus laten staan op de avond ervoor en ben rond tienen gaan liggen en heb er even van wakker gelegen. Ik heb de tijd genomen voor een rustig ontbijt want je wilt niet halverwege je maag horen rommelen, toch? Ik heb diep ademgehaald en moed bij elkaar geraapt. Nagels geknipt en een pukkeltje weggewerkt. Heb mezelf toegesproken, gerustgesteld en extra opgelet op de fiets. Ik krijg op zulke momenten altijd het malle idee dat ik niet onderweg moet verongelukken, alsof dat op zo’n dag extra zonde zou zijn. Uiteindelijk heb ik alle goede voornemens weer laten varen omdat ik mijn ‘authentieke ik’ toch het geloofwaardigst speel.

Maar dat is niet de bedoeling, geloof ik, dat je dat uit de doeken doet. Hoewel dat inhoudelijk een goed antwoord op de vraag zou zijn, hoor je dat voor jezelf te houden. Dus dat deed ik.

Wordt vervolgd.