Toen ik bij een bank werkte heb ik een aantal reorganisaties overleefd. Behalve de laatste. Dat had voor een persoonlijke crisis kunnen zorgen, maar dat deed het niet. In het licht van alle andere crises die ik kort daarvoor had doorstaan was dit een behapbare. Ik heb er tranen om gelaten, maar er is geen druppel meer gevloeid toen ik de deur eenmaal had dichtgedaan. Ik had mijn handen vol aan mijn eigen reorganisatie.
Een commerciële organisatie reorganiseert meestal vanuit een financiële prikkel. We doen ons werk op manier A en het moet manier B worden. Er moet meer verdiend worden of het moet minder kosten. Meestal allebei. Er wordt een nulmeting gedaan, een probleemanalyse gemaakt en een plan opgesteld. Medewerkers worden geïnformeerd, draagvlak gecreëerd en spijkers worden met koppen geslagen. Neuzen dezelfde kant op? Uitrollen maar!
Mijn eigen reorganisatie verliep heel wat minder gestructureerd. Het was meer een kwestie van kijken hoever je kunt komen terwijl je roeit met de riemen die je hebt. En dat is eigenlijk helemaal geen slechte manier. Zolang je maar scherp blijft analyseren is er niets op tegen om voortdurend te reorganiseren. Ik zie de verandering als een constante. Constante groei vereist een constante verandering. Er wordt links geschaafd en rechts verbeterd. Van een pad wordt afgeweken als het niet waard is om in te slaan. Voortdurend analyseren en groeien. Levenslang onder constructie. Maar met de neus permanent de ambitieuze kant op. Agile, met korte feedbackloops en een vleugje Scrum.