Post

Voor mij in de rij haalt een vrouw een pakketje op. “Wat is de naam?”, vraagt de man achter de toonbank. “Post”, zegt ze. De man duikt tussen de stapel dozen en pakt met één hand het juiste pakje terwijl hij met zijn andere de stapel herschikt. “Is mooie naam, Post, als je pakje komt ophalen”, lacht de man. Zij reageert tussen niet en nors. Zou ze even terug zijn in de tijd, op het schoolplein? Is ze vroeger nagezongen met de tune van Pieter Post? Of zou ze haar man, waar ze ooit van had gedacht dat het liefde was, het liefst z’n achternaam teruggeven? Zou de man achter de toonbank deze opmerking iedere keer maken? Het doosje glijdt in haar tas en ze loopt naar buiten.

Ik leg twaalf ingepakte boeken op de toonbank om te versturen. “Is toch mooie naam, Post, als je pakje komt ophalen?” vraagt de man aan mij. Ik vind van wel. “Zij kan beter om lachen, misschien zij heet nog héle leven Post”. Dat zou zomaar kunnen.