Schaamrood

Vroeger had je één soort schaamte. Nu heb je er twee. Bus-schaamte en vliegschaamte. We beginnen met die laatste.

Ik heb wel last van vliegschaamte, maar je kan toch moeilijk naar Bali lopen!

En ze stapte in het vliegtuig. Er is een conflict tussen wat je vindt en wat je voelt. Je wilt eigenlijk groen doen, maar ook ver weg op vakantie. Je vergoeilijkt je keuze door het schaamte te noemen. Vliegschaamte is een ‘guilty air pleasure’ en heeft bar weinig met schaamte te maken.

Nee dan, bus-schaamte! Ik was dertien, veertien misschien en ik zat in een bus richting het station. Helemaal achterin, tussen twee vriendinnen. Als de bus een beetje door zou rijden zouden we net onze trein kunnen halen. Vlak voor de laatste bushalte zag ik voorin een hand op het knopje tussen de ramen drukken. Dit gingen we niet meer redden. Of toch wel? De bus stopte en tergend langzaam stond de man van de hand op. “Schiet eens op” siste ik. Hij draaide zich om, pakte een stok en keek mij koud aan. Hij had mij gehoord. Tussen de stoelleuningen liep hij stap voor stap richting de achteruitgang. Van beide kanten kreeg ik een por in mijn ribben. En toen zag ik het. Het was een rood witte stok. Toen hij bij de uitgang was lachte hij naar me. Stomp in mijn maag. Mijn schaamrood kon hij horen én voelen. Ik wilde, als een vloeibare klok van Dali, van de bank glijden. Zo de bus uit, de put in. Ik was iemand die ik niet wilde zijn.

Toen ik, jaren later, doorhad dat ik ‘anders’ sprak kreeg ik ook bus-schaamte. Dagelijks een flinke portie pure onversneden bus-schaamte. Ik was iemand die ik niet wilde zijn. Nee, geef mij maar vliegschaamte. Dat is een stuk makkelijker. Je pakt je fiets. Hop, richting Veluwe.