Wekelijks maken we een praatje. Over het weer of voetbal of vroeger. Meestal weet ik niet precies waar ze het over heeft. Dat geeft niks. De inhoud is niet belangrijk meer. We hebben het gezellig en lachen. Ze recycled haar grapjes en ik blijf er om lachen alsof ik ze voor het eerst hoor. Dat geeft niks. Ik bevestig wat ze zegt. Zegt zij ‘koud’? Dan zeg ik: “Nou inderdaad, ik had wel handschoenen aan kunnen doen.”
Vandaag wil ze me iets vertellen, maar ze kan de woorden niet vinden. Als ze net een zin begint vliegt er een nieuwe zin door haar hoofd waardoor het verhaal eindigt in een nieuw begin. Het heeft te maken met een ‘baas’. En met een ‘vrouw’. Maar welke baas? En welke vrouw? Ik wil niet gaan raden. Dat brengt haar in verwarring. Ik wacht af. Lege zinnen wisselen elkaar af. Ineens zegt ze: “Hij heeft geen tijd om een vrouw te vinden”. Een zeldzaam samenhangende volzin. En dan weet ik het: Mark Rutte. Ik lach: “Hij heeft het veel te druk!” Zij heeft alweer een nieuwe afslag genomen. En dat geeft niks.